09 oktober 2013 Hogere liquidatiebelasting
Vanaf 1 oktober 2014 zal er 25% roerende voorheffing ingehouden worden op het vermogen dat een ontbonden vennootschap aan haar aandeelhouders toekent. De roerende voorheffing is verschuldigd op het bedrag dat bovenop het terugbetaalde werkelijk gestort kapitaal wordt terugbetaald, aangezien het kapitaal in principe vrij blijft van belasting.
Er is wel voorzien in een overgangsmaatregel om te voorkomen dat ondernemingen massaal gaan liquideren aan 10%. Vanaf 1 juli 2013 tot eind september 2014 (lees: het laatste boekjaar dat afsluit vóór 1 oktober 2014) is het mogelijk om belaste reserves te incorporeren in het gestorte kapitaal tegen betaling van een roerende voorheffing van 10%. Om de belaste reserves te bepalen die in aanmerking komen voor de incorporatie dient gekeken te worden naar de datum van de algemene vergadering. Wanneer de vennootschap haar boekhouding voert per kalenderjaar en de algemene vergadering viel vóór 31/03/2013, dan komen de reserves die aangelegd waren tot 31/12/2012 in aanmerking. Is de algemene vergadering doorgegaan na 31/03/2013, dan komen de reserves zoals ze bestaan op 31/12/2011 in aanmerking voor het verlaagd tarief.
Aan deze overgangsmaatregel is wel een voorwaarde gekoppeld. Er moet namelijk wel enkele jaren gewacht worden met een kapitaalvermindering of liquidatie. KMO’s moeten vier jaar wachten en grote vennootschappen acht jaar. Indien de vennootschap toch niet zo lang kan wachten, zal er toch nog een bijkomende roerende voorheffing verschuldigd zijn. Namelijk 15% tijdens de eerst twee jaar, 10% tijdens het derde jaar en 5% tijdens het vierde jaar. Voor grote vennootschappen wordt deze termijn verdubbeld. Dus hoe langer men kan wachten met een kapitaalvermindering of een liquidatie, hoe groter het fiscale voordeel.
Om te vermijden dat vennootschappen stoppen met gewone dividenden uit te keren, om zo meer geld beschikbaar te hebben om via de hierboven besproken maatregel te kunnen opnemen in het kapitaal, zullen vennootschappen gestraft worden die hun dividendpolitiek veranderen in het jaar van de incorporatie van reserves in het kapitaal.