05 juli 2018 De POZ, een nieuwe mogelijkheid tot de opbouw van een aanvullend pensioen voor zelfstandigen
In tegenstelling tot bedrijfsleiders van een vennootschap konden zelfstandigen met een eenmanszaak tot en met vorig jaar slechts in beperkte mate een aanvullend pensioen opbouwen (namelijk enkel via de VAP). Daar waar bedrijfsleiders van een vennootschap dit ook kunnen met een individuele pensioentoezegging. In de loop van 2018 is hier verandering in gekomen en wordt de nieuwe pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ) een feit. Het is vanaf dan voor een zelfstandige mogelijk om ook een aanvullend pensioen opbouwen, net zoals dat al mogelijk is via een IPT-verzekering in de vennootschap.
Voor wie geldt deze regeling?
Alle zelfstandigen, zij het in hoofdberoep, zij het in bijberoep, maar ook hun meewerkende echtgenoten met een maxistatuut en zelfstandige bedrijfsleiders van een vennootschap zullen van deze regeling gebruik kunnen maken. Een voorwaarde is wel dat hun sociale bijdragen minstens gelijk zijn aan de minimumbijdrage voor zelfstandigen in hoofdberoep, meewerkende echtgenoten of partners die onderworpen zijn aan de sociale bijdragen voor zelfstandigen onder het maxistatuut.
Wat is het?
Het is een verzekeringsproduct dat de vorm kan aannemen van een tak 21-verzekering (gewaarborgd rendement en kapitaal met eventueel winstdeelname) en tak 23-verzekering (geen gewaarborgd rendement, vaak ook geen gewaarborgd kapitaal, enkel mogelijkheid tot winstdeelname).
Het opgebouwde kapitaal wordt uitgekeerd bij pensionering of overlijden (aan de erfgenamen), waarbij de uitkering n.a.v. de pensionering nooit mag gebeuren eerder dan de op het ogenblik van de afsluiting van de POZ in voege zijnde wettelijke pensioenleeftijd.
Welk belastingstelsel zal er gelden voor dit stelsel?
De betaalde bijdragen voor het aanvullend pensioen die de zelfstandige heeft betaald tijdens het belastbare tijdperk, geven recht op een federale belastingvermindering tegen het tarief van 30%, in de mate dat er voldaan is aan de 80%-regel. Deze 80%-regel betekent dat er geen recht op een belastingvermindering is in de mate dat het pensioenkapitaal dat via de POZ, het wettelijk rustpensioen en het reeds opgebouwd aanvullend pensioen 80% van het jaarinkomen overschrijdt.
Op de POZ-premies is ook een premietaks verschuldigd van 4,4%, zoals bij een groeps- of IPT-verzekering voor bedrijfsleiders.
Referentie-inkomen voor de maximumgrens
Omdat zelfstandigen geen bruto bezoldiging hebben, maar wel een elk jaar wisselend inkomen, wordt er rekening gehouden met het gemiddelde inkomen van de laatste drie jaar voor de berekening van de 80%-grens. Het berekenen van het referentie-inkomen is een vrij complex gegeven. Het is te hopen dat er snel duidelijke instructies komen om het referentie-inkomen exact te kunnen berekenen.
Voor de berekening van de backservice tellen slechts de jaren vanaf 2018 mee. Een backservice betekent dat er over jaren dat er nog niet gestort is, alsnog bijgestort kan worden. Dit zal dus niet mogelijk zijn voor de jaren vóór 2018.
Belastingstelsel bij uitkering
De POZ-pensioenuitkeringen zijn onderworpen aan een Riziv-bijdrage van 3,55 % en een solidariteitsbijdrage van 0 % tot 2 %, net zoals bij het VAPZ en de groeps- en IPT-verzekeringen. De POZ-pensioenuitkeringen zijn ook onderworpen aan de personenbelasting. Het bedrag dat onderworpen wordt aan de personenbelasting is het bedrag van het kapitaal na aftrek van de voormelde Riziv- en solidariteitsbijdrage en met uitsluiting van de winstdeling. Dit bedrag wordt afzonderlijk getaxeerd aan 10 % (+ gemeentebelasting) vanaf de leeftijd waarop de zelfstandige aan de voorwaarden voldoet om zijn al dan niet vervroegd wettelijk rustpensioen op te nemen of in geval van overlijden, anders bedraagt het belastingtarief 33 %.
Fiscaal voordeel
In de onderstaande tabel geven wij de vergelijking tussen de twee stelsels weer.
POZ | VAPZ | |
Fiscaal regime premies | Belastingvermindering van 30 %, te verhogen met gemeentelijke opcentiemen | Aftrekbaar als beroepskost |
Maximale premie | Specifieke 80 %-grens van het referentie-inkomen (gemiddelde van 3 jaren) | 8,17 % van de heffingsgrondslag van de voorlopige RSVZ-bijdragen, met absoluut plafond in 2018 van € 3 187,04 |
Backservice | max. 10 gepresteerde jaren vóór het onderschrijvingskwartaal kan men inhalen maar ten vroegste vanaf 1 januari 2018 | Niet mogelijk |
Premietaks | 4,4 % | 0 % |
RIZIV-bijdrage op uitkering | 3,55 % | 3,55 % |
Solidariteitsbijdrage op uitkering | 0 – 2 % | 0 – 2 % |
Belasting op pensioenuitkering | 10 % op pensioenkapitaal | Progressieve tarieven (met belastingvermindering) op fictieve rente |
Progressieve tarieven (met belastingvermindering) op fictieve rente | ||
Belasting op overlijdenskapitaal | 10 % op pensioenkapitaal | Progressieve tarieven (met belastingvermindering) op fictieve rente |
Progressieve tarieven (met belastingvermindering) op fictieve rente |
Uit deze tabel blijkt dat indien het mogelijk is om gebruikt te maken van de VAPZ en de POZ, bijvoorbeeld als zelfstandig bedrijfsleider, de VAPZ de voorkeur verdient.
Inwerkingtreding
Gezien de wetgeving pas drie maanden na haar publicatie inwerking kan treden, en de publicatie dateert van 30 maart, zullen de eerste POZ overeenkomsten maar afgesloten kunnen worden begin juli.