Herverdeling bevoegdheden tussen Gewesten en de Federale overheid inzake de eigen woning

22 september 2014 Herverdeling bevoegdheden tussen Gewesten en de Federale overheid inzake de eigen woning

De gewesten kunnen door de 6de staatshervorming de personenbelasting verhogen door middel van het heffen van opcentiemen. Gewesten kunnen hierdoor vrij beslissen over hun eigen ontvangsten, geïnd via de personenbelasting. Concreet houdt dit in dat de Gewesten op hun opcentiemen kortingen, belastingverminderingen en belastingkredieten kunnen verlenen, maar ze kunnen ook vermeerderingen toepassen. Deze bevoegdheidsoverdracht trad in werking op 1 juli 2014, maar geldt reeds vanaf aanslagjaar 2015 (dus voor uitgaven en inkomsten vanaf 1 januari 2014).

Welk gewest is bevoegd?

Slechts één gewest kan per belastingplichtige en per aanslagjaar heffingsbevoegd zijn. Dit is het gewest waar de rijksinwoner op 1 januari van het belastbaar aanslagjaar zijn fiscale woonplaats heeft gevestigd.

Voorbeeld:

Gedurende jaar X verplaatst een rijksinwoner zijn fiscale woonplaats van gewest A naar gewest B. Op 1 januari van het jaar X+1 is zijn fiscale woonplaats in gewest B en zullen de fiscale regels van gewest B van toepassing zijn op de inkomsten van het volledige jaar X.

Bevoegdheden van de gewesten en de federale overheid

Voor volgende uitgaven zijn de gewesten exclusief bevoegd om een belastingvermindering of –krediet toe te kennen:

  • uitgaven met betrekking tot het verwerven of behouden van de eigen woning;
  • uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand;
  • energiebesparende uitgaven in een woning (maar niet bedoeld zijn de interesten van zogenaamde ‘groene’ leningen);
  • uitgaven betaald voor prestaties in het kader van dienstencheques en van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen;
  • uitgaven voor het onderhoud en de restauratie van beschermde monumenten en landschappen;
  • uitgaven voor de vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid;
  • uitgaven gedaan voor de vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs verhuurde woningen.

 

De federale overheid blijft bevoegd voor volgende belastingverminderingen:

  • de belastingverminderingen voor de uitgaven met betrekking tot een woning die niet de eigen woning is op het ogenblik dat die uitgaven worden betaald;
  • de belastingverminderingen voor het lange termijnsparen, zoals:
    • bijdragen voor aanvullend pensioen;
    • individuele levensverzekeringspremies (wanneer de levensverzekering niet dient tot het waarborgen of voor de wedersamenstelling van een lening met betrekking tot een woning);
    • verwerving van werkgeversaandelen;
    • betalingen voor het pensioensparen;
  • de overgedragen belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven;
  • de belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen of nul energiewoningen;
  • de belastingvermindering voor intresten van groene leningen;
  • de belastingvermindering voor elektrische voertuigen;
  • de belastingvermindering voor uitgaven voor een ontwikkelingsfonds;
  • de belastingvermindering voor giften;
  • de belastingvermindering voor bezoldigingen van een huisbediende;
  • de belastingvermindering voor kinderoppas;
  • de belastingvermindering voor het presteren van overwerk.

 

Nieuwigheden vanaf aanslagjaar 2015 m.b.t. de eigen woning

Vanaf aanslagjaar 2015 kan het kadastraal inkomen van een woning, die een belastingplichtige niet kan bewonen omwille van sociale of beroepsredenen en die wordt betrokken door een niet-gezinslid, niet langer vrijgesteld worden als eigen woning.

Ingeval de belastingplichtige meerdere woningen bezit:

Een woning die een belastingplichtige niet kan bewonen omwille van bijvoorbeeld sociale of beroepsredenen kan niet als eigen woning aangemerkt worden wanneer de belastingplichtige een andere woning betrekt waarvan hij eigenaar of vruchtgebruiker is. Concreet wil dit zeggen dat als een belastingplichtige in één van zijn eigendommen woont, dat onroerend goed moet gekwalificeerd worden als de eigen woning, ook al vindt de keuze om dat goed te bewonen zijn oorsprong in sociale of beroepsredenen.

Voorbeeld: Een belastingplichtige is in het bevolkingsregister ingeschreven in Gent. Het toegekende kadastraal inkomen is € 750. De belastingplichtige bezit ook een woning aan de kust dat hij niet verhuurt en als tweede verblijf gebruikt. Deze woning aan de kust heeft een kadastraal inkomen van € 1.500. Voor de toepassing van de vrijstelling van de eigen woning kon deze belastingplichtige kiezen voor de woning aan de kust, ook al is hij daar niet ingeschreven. Vanaf aanslagjaar 2015 is deze keuze niet meer mogelijk en zal de woning in Gent als eigen woning aanzien worden, aangezien de fiscale woonplaats van de belastingplichtige Gent is.

Wanneer de belastingplichtige geen enkele van zijn woningen kan betrekken omwille van sociale of beroepsredenen, mag er een keuze gemaakt worden welke woning als eigen te beschouwen is. Deze keuze is onherroepelijk tot het moment dat de belastingplichtige één van de woningen zelf betrekt of tot deze woning verdwijnt uit het patrimonium.

Tot en met aanslagjaar 2014 werd de bestemming van een gebouw van maand tot maand beoordeeld. Voor wijzigingen die zich voordeden in de loop van de maand werd gekeken naar de 16de van de maand. Vanaf aanslagjaar 2015 wordt de bestemming van een eigen woning van dag tot dag beoordeeld.

Voorbeeld:

De eigen woning wordt tot 17 augustus door de eigenaar bewoond en daarna tot het einde van het jaar verhuurd. Tot en met aanslagjaar 2014 werd er een vrijstelling van het kadastraal inkomen van acht maanden aanvaard. Vanaf aanslagjaar 2015 zal het kadastraal inkomen maar tot 17 augustus voor de vrijstelling in aanmerking komen, nl. voor 229/365.

Leningen die in 2014 of vroeger zijn afgesloten

Het is niet uitgesloten dat de gewesten de regels wijzigen voor de leningen die al in 2014 of vroeger zijn afgesloten. Maar deze wijzigingen kunnen enkel op de toekomstige jaren betrekking hebben en nooit op de aanslagjaren die al afgesloten zijn.