14 april 2016 Extralegale pensioenen
De nieuwe pensioenwet heeft gevolgen voor de bestaande interne pensioenbeloftes. Er werd namelijk een koppeling ingevoerd tussen de uitkering van het aanvullend pensioen en het ingaan van het wettelijk rustpensioen. Dit betekent dat de aanvullende pensioenprestaties pas uitbetaald mogen worden bij de effectieve ingang van het wettelijk pensioen.
Tot eind 2015 kon de uitbetaling van het aanvullend pensioen ofwel gebeuren op het moment van pensionering, ofwel vanaf het moment waarop de begunstigde de leeftijd van 60 jaar had bereikt (wanneer dit in het pensioenreglement of in de pensioenovereenkomst was opgenomen). Maar met ingang van 1 januari 2016 is hieraan een eind gekomen en kan het aanvullend pensioen niet meer opgenomen worden vóór het wettelijk pensioen.
Het aanvullend pensioen kan, als het pensioenreglement het toelaat, op verzoek van de aangeslotene worden uitgekeerd vanaf het tijdstip waarop hij aan de voorwaarden voldoet om zijn wettelijk pensioen te kunnen opnemen, maar aan het werk blijft. Niemand is verplicht om het wettelijk rustpensioen op te nemen op de wettelijke pensioenleeftijd.
Momenteel bedraagt de pensioenleeftijd nog 65 jaar, maar deze stijgt in 2025 tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar. Er werd wel in een overgangsmaatregel voorzien met volgende leeftijdsdrempels:
- de leeftijd van 60 jaar bereikt, op voorwaarde dat hij 58 jaar of ouder is in 2016;
- de leeftijd van 61 jaar bereikt, op voorwaarde dat hij 57 jaar is in 2016;
- de leeftijd van 62 jaar bereikt, op voorwaarde dat hij 56 jaar is in 2016;
- de leeftijd van 63 jaar bereikt, op voorwaarde dat hij 55 jaar is in 2016.
Voor zover in het pensioenreglement of –overeenkomst voorzien, kan het aanvullend pensioen dus ook nog uitbetaald worden vanaf de hierboven vermelde leeftijdsgrenzen.
Deze bovenstaande regels zijn ook van toepassing op individuele pensioentoezeggingen waarbij de onderneming zelf rechtstreeks het aanvullend pensioen uitkeert. Dit systeem van intern gefinancierde pensioentoezeggingen werd in 2012 afgeschaft, maar bestaande toezeggingen mochten echter blijven bestaan. Veel van deze pensioenbeloften voorzien in een uitkering op de leeftijd van 60 jaar, maar door deze nieuwe maatregel is dit echter niet meer mogelijk.
Om het gunsttarief van 16,5% belasting op dit opgebouwd kapitaal te genieten, moet de betrokkene ‘gepensioneerd’ zijn. Wanneer de bedrijfsleider, ondanks zijn wettelijke pensionering, toch actief blijft in de vennootschap (al dan niet bezoldigd), zal het kapitaal niet aan 16,5% belast worden, maar wel als een bedrijfsleidersbezoldiging (progressief tarief). Dus de onderhandse pensioenovereenkomst wordt best aangepast met een uitstel van uitkering tot op het ogenblik waarop de bedrijfseider zijn mandaat neerlegt en elke beroepswerkzaamheid in de vennootschap stopzet.
Een andere mogelijkheid is om de interne pensioenvoorziening alsnog te externaliseren bij een pensioeninstelling. Dit kan als een belastingneutrale overdracht en zorgt ook voor een gunstigere belasting van het pensioenkapitaal. Een uitkering uit een IPT-verzekering op wettelijke pensioenleeftijd is belastbaar aan 10%.