19 maart 2015 Aansprakelijkheid bestuurders
Wanneer een vennootschap de verschuldigde BTW niet betaalt, voorziet het wetboek in een bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling. Deze regeling geldt voor bestuurders die belast zijn met de dagelijkse leiding van de vennootschap en wanneer de niet-betaling van de BTW het gevolg is van een ‘fout’ die werd begaan bij het besturen van de vennootschap.
Er is een vermoeden van een fout wanneer er sprake is van een ‘herhaalde niet-betaling’ van de BTW-schuld. Dit weerlegbaar vermoeden is verschillend indien de vennootschap een kwartaalaangever of een maandaangever is:
- Kwartaalaangever BTW: er is sprake van een ‘herhaalde niet-betaling’ wanneer er ten minste twee BTW-schulden binnen een periode van één jaar niet betaald zijn.
- Maandaangever BTW: er is sprake van een ‘herhaalde niet-betaling’ wanneer er ten minste drie BTW-schulden binnen een periode van één jaar niet betaald zijn.
Het is aan de bestuurder om eventueel het tegenbewijs te leveren van dit wettelijk vermoeden. Maar een uitleg als “de economische crisis” is volgens een recente uitspraak van het Hof van beroep van Antwerpen “geen excuus voor de niet-naleving van de fiscale verplichtingen”.
Deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan ook uitgebreid worden naar de andere bestuurders van de vennootschap, wanneer in hun hoofde een fout kan worden aangetoond die heeft bijgedragen tot het niet-betalen van de BTW.
De andere bestuurders moeten namelijk toezicht uitoefenen op de actieve bestuurder die belast is met de dagelijkse leiding. Deze bestuurders moeten volgens het Hof zelf acties ondernemen of moeten erop toezien dat anderen de nodige acties ondernemen.
De hierboven besproken aansprakelijkheid geldt slechts voor de betaling van de hoofdsom en intresten. Volgens de rechtbank van Leuven kan deze hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden ingeroepen voor de betaling van de BTW-boetes.
Een gelijkaardige regeling is ook voorzien bij de inkomstenbelasting, namelijk bij de niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing.